Moeten er meer films worden uitgebracht?
Consumenten beweren er misschien geen behoefte aan te hebben, maar er worden in Frankrijk al meer dan 700 films per jaar uitgebracht, ten opzichte van 386 films in Nederland in 2014. Dan blijft er toch iets liggen?
“Maar Frankrijk heeft iets meer doeken. Alleen al in Parijs zijn 138 filmtheaters”, spreekt Hein van Joolen tegen. “Ik vind dat op dit moment zelfs in Nederland teveel films worden uitgebracht. Teveel films van te lage kwaliteit, waardoor er te weinig ruimte is op de doeken voor de betere film. Die worden in de verdrukking gebracht.”
Edgar Daarnhouwer van Paradiso Films ziet meer films ook niet zitten. “Mijn eerste reactie is: alsjeblieft niet. Er wordt al teveel uitgebracht. Hoe meer films, des te korter worden de theatrical windows voor de films die worden uitgebracht.” Daarmee doelt hij op de kortere looptijd van films in de theaters. “Je hebt bepaalde films die niet pieken vanaf het begin. Die hebben aandacht en nurturing nodig en moeten word-of-mouth creëren.”
Niels Büller van Cineville denkt dat het een complexe vraag is. “Er zullen vast hele polemische ideeën zijn: we gaan allemaal digitaal en het wordt een grote ‘We want cinema’. Andere zeggen: er verandert nooit iets. Het doemdenken viert altijd hoogtij. Ik denk dat het geen kwaad kan als er meer films uitgaan, maar dan moeten de kosten van distributeurs lager worden. Zij hebben het momenteel extreem moeilijk.”
Kritischer
Misschien moeten distributeurs kritischer zijn over wat ze uitbrengen en kunnen ze een les trekken uit Walt Disney, die in Nederland niet zomaar een film in de theaters uitbrengt. “Er zijn veel films die het releaseschema niet halen”, zegt Sharita Hasnoe van Disney. “Wij brengen een film met potentie van 350.000 euro box office gewoon niet uit. Dat doen onze concullega’s wel, waardoor de markt erg vol staat.”
Er zijn in Nederland 21 distributeurs die iedere week om een plekje knokken in de zalen van Pathé en andere exploitanten. “Er worden meer films gemaakt dan distributeurs aankunnen”, aldus Rieks Hadders van Mokum Film. “Er zijn veel films die nooit een distributeur vinden. Deze draaien op een filmfestival en verdwijnen daarna in de kast.” Michael Lambrechtsen sluit zich daarbij aan. “Er is totaal geen behoefte aan. Enorm overaanbod, gedomineerd door de Amerikanen. Wat de filmindustrie nu doet is het publiek opvoeden. Veel Amerikaanse films zijn creatieve armoede, maar wel fantastisch gemaakt. Ik snap niet dat de Amerikaanse consument kennelijk geïnteresseerd is in een serie films, zoals Transformers, en dan nog zeven op een rij. Is het nou het uitmelken van een bewezen concept? Wil het publiek dit ook? Of is het publiek gewoon slaafs?”
En dan zijn er ook films die in Nederland niet zo goed scoren. “De keuze van wat wij uitbrengen wordt in eerste instantie gemaakt door commerciële inschatting. Amerikaanse sportfilms doen het hier niet, zeker niet basketbal of dat soort sporten. Ze zijn er ook dol op rechtbankdrama’s, die werken hier ook niet altijd”, zegt Laurens van Laake van A-Film. Sharita beaamt dit en onderbouwt het door de keuze om sportfilm The Million Dollar Arm niet in Nederlandse theaters uit te brengen. “Zo’n film moet op zijn minst wel 500.000 tot 800.000 euro opbrengen, sowieso om je print en marketing budget eruit te krijgen. We hebben naar die film gekeken en vonden het best een aardige human interest-film. Maar het gaat over sport. In je marketingmaterialen, je ontkomt er niet aan dat het over sport gaat. Het is in Nederland heel lastig om het publiek ervan te overtuigen dat een sportfilm heel goed kan zijn ook al weet je er niks van af."
Ondergrens
Wat is eigenlijk een realistische ondergrens om een film in Nederland te releasen? De opstartkosten zijn minimaal 8000 euro, aldus Rieks: “En dat is zonder minimum guarantee, die ik nooit uitgeef aan producenten. Dat is niet mijn business model. Het gaat dan om een DCP kopen van 1500 euro, Virtual Print Fee (VPF) betalen aan de theaters van 500 euro per kopie en nog wat advertenties plaatsen om de film aan te kondigen. En dan nog kosten aan affiches maken, website opzetten, persvoorstelling organiseren.” Als dit geldt voor een kleine arthouse-release zonder winstoogmerk, wat voor prijzen komen er dan voor de majors om de hoek kijken? “Stel je houdt een ondergrens aan van vijf tot tien duizend bezoekers en zo’n film levert 80.000 euro op. Na filmhuur blijft niet zoveel over om je kosten te dekken. Daarna moeten er werkuren gemaakt worden en wordt er een campagne uitgerold. Dat kan niet voor dat soort bedragen”, legt Andre-Marc van der Wulp van Universal Pictures International uit.
Of het nu acht- of tachtig duizend euro is die je als distributeur tegen de release van een film aangooit, het gaat ook om een film in de markt zetten. Maar bij wie ligt die verantwoordelijkheid? “Het heeft veel te maken met tijd en aandacht. Dus je moet ruimte in personele bezetting vrijmaken als distributeur, of je zegt als producent “het is mijn film en ik steek er extra tijd en aandacht in”. Kijk naar speciale doelgroepen, events, alles dat een film bijzonder maakt.” Frank Peijnenburg van het Filmfonds denkt dat er bovendien een groot verschil zit tussen de major distributeurs die zich richten op het commercieel uitbrengen van een film en artistieke distributeurs die zich - net als het Filmfonds - hard maken voor kleine films. “Die insteek is anders, wij kapitaliseren het aandeel van de kijkers. Zij zitten in de euro’s, marketing, verdienmodellen. Dat is ook de focus van Pathé. Onze focus is: hoe krijgen we zoveel mogelijk publiek naar voornamelijk arthouse en documentaire?”
Een commercieel oogpunt heerst ook bij Ron Sterk, directeur van JT Bioscopen. Toch is hij optimistisch over meer films uitbrengen in de theaters en dan voornamelijk over de artistieke film. “Doordat er meer films uitkomen, liggen hier juist de kansen voor kleinere films om vertoond te worden. Dus er mogen ook meer films uitkomen, ik kijk positief naar die ontwikkeling. Maar er moet kritisch naar het aanbod worden gekeken vanuit de distributeurs.”
De experts lijken het dus over een aantal dingen met elkaar eens te zijn. Er zijn te weinig doeken en een te hoge druk op de zalen om meer films uit te brengen in de filmtheaters. Het is voor een distributeur vaak niet waard om een titel uit te brengen omdat de startkosten hoog zijn. Er moet eerder gekeken worden naar de kleinere films en hoe die in de markt kunnen worden gezet. Bovendien moeten distributeurs kritischer zijn over wat ze uitbrengen in plaats van alles proberen weg te zetten en “gaten op te vullen met andere gaten”.
Kwaliteit versus kwantiteit
Je zou dus kunnen pleiten voor een kwalitatief verschil in films ten opzichte van een kwantitatief verschil. Als je tijdens daluren overdag of op doordeweekse avonden een andere programmering zou aanhouden. "Ik betwijfel of dit aan de variatie in het aanbod ligt of dat mensen gewoon niet naar de film gaan op dat soort momenten", mijmert Michael. Teruggrijpend op het onderzoek van Stichting Filmonderzoek, waaruit voort kwam dat mensen die overdag naar een filmtheater gaan, dat vooral doen omdat ze iets willen leren of zich willen ontwikkelen: Misschien zou de variatie in het aanbod overdag dan vooral moeten zitten in documentaires en arthouse, in plaats van entertainment.
Als het gaat om een groter aanbod van films, is er weinig behoefte aan vanuit de consument. Daarnaast is er weinig vertrouwen vanuit de distributeurs en overige experts uit de filmwereld. Aan wie is het dan om een kritische blik te werpen op een hoger kwalitatief aanbod? De poortwachters van programmering bij Pathé zijn een goed startpunt. Toch moet je niet het doel van de content waar we het over hebben uit het oog verliezen. Door het klassieke distributiemodel naast de innovaties van de laatste jaren te leggen, krijg je een duidelijker beeld van hoe het medium film de kijker bereikt.
We gaan nog een keer terug in de tijd, om vervolgens in vogelvlucht door het heden en de toekomst van distributie. Maar eerst...
“Maar Frankrijk heeft iets meer doeken. Alleen al in Parijs zijn 138 filmtheaters”, spreekt Hein van Joolen tegen. “Ik vind dat op dit moment zelfs in Nederland teveel films worden uitgebracht. Teveel films van te lage kwaliteit, waardoor er te weinig ruimte is op de doeken voor de betere film. Die worden in de verdrukking gebracht.”
Edgar Daarnhouwer van Paradiso Films ziet meer films ook niet zitten. “Mijn eerste reactie is: alsjeblieft niet. Er wordt al teveel uitgebracht. Hoe meer films, des te korter worden de theatrical windows voor de films die worden uitgebracht.” Daarmee doelt hij op de kortere looptijd van films in de theaters. “Je hebt bepaalde films die niet pieken vanaf het begin. Die hebben aandacht en nurturing nodig en moeten word-of-mouth creëren.”
Niels Büller van Cineville denkt dat het een complexe vraag is. “Er zullen vast hele polemische ideeën zijn: we gaan allemaal digitaal en het wordt een grote ‘We want cinema’. Andere zeggen: er verandert nooit iets. Het doemdenken viert altijd hoogtij. Ik denk dat het geen kwaad kan als er meer films uitgaan, maar dan moeten de kosten van distributeurs lager worden. Zij hebben het momenteel extreem moeilijk.”
Kritischer
Misschien moeten distributeurs kritischer zijn over wat ze uitbrengen en kunnen ze een les trekken uit Walt Disney, die in Nederland niet zomaar een film in de theaters uitbrengt. “Er zijn veel films die het releaseschema niet halen”, zegt Sharita Hasnoe van Disney. “Wij brengen een film met potentie van 350.000 euro box office gewoon niet uit. Dat doen onze concullega’s wel, waardoor de markt erg vol staat.”
Er zijn in Nederland 21 distributeurs die iedere week om een plekje knokken in de zalen van Pathé en andere exploitanten. “Er worden meer films gemaakt dan distributeurs aankunnen”, aldus Rieks Hadders van Mokum Film. “Er zijn veel films die nooit een distributeur vinden. Deze draaien op een filmfestival en verdwijnen daarna in de kast.” Michael Lambrechtsen sluit zich daarbij aan. “Er is totaal geen behoefte aan. Enorm overaanbod, gedomineerd door de Amerikanen. Wat de filmindustrie nu doet is het publiek opvoeden. Veel Amerikaanse films zijn creatieve armoede, maar wel fantastisch gemaakt. Ik snap niet dat de Amerikaanse consument kennelijk geïnteresseerd is in een serie films, zoals Transformers, en dan nog zeven op een rij. Is het nou het uitmelken van een bewezen concept? Wil het publiek dit ook? Of is het publiek gewoon slaafs?”
En dan zijn er ook films die in Nederland niet zo goed scoren. “De keuze van wat wij uitbrengen wordt in eerste instantie gemaakt door commerciële inschatting. Amerikaanse sportfilms doen het hier niet, zeker niet basketbal of dat soort sporten. Ze zijn er ook dol op rechtbankdrama’s, die werken hier ook niet altijd”, zegt Laurens van Laake van A-Film. Sharita beaamt dit en onderbouwt het door de keuze om sportfilm The Million Dollar Arm niet in Nederlandse theaters uit te brengen. “Zo’n film moet op zijn minst wel 500.000 tot 800.000 euro opbrengen, sowieso om je print en marketing budget eruit te krijgen. We hebben naar die film gekeken en vonden het best een aardige human interest-film. Maar het gaat over sport. In je marketingmaterialen, je ontkomt er niet aan dat het over sport gaat. Het is in Nederland heel lastig om het publiek ervan te overtuigen dat een sportfilm heel goed kan zijn ook al weet je er niks van af."
Ondergrens
Wat is eigenlijk een realistische ondergrens om een film in Nederland te releasen? De opstartkosten zijn minimaal 8000 euro, aldus Rieks: “En dat is zonder minimum guarantee, die ik nooit uitgeef aan producenten. Dat is niet mijn business model. Het gaat dan om een DCP kopen van 1500 euro, Virtual Print Fee (VPF) betalen aan de theaters van 500 euro per kopie en nog wat advertenties plaatsen om de film aan te kondigen. En dan nog kosten aan affiches maken, website opzetten, persvoorstelling organiseren.” Als dit geldt voor een kleine arthouse-release zonder winstoogmerk, wat voor prijzen komen er dan voor de majors om de hoek kijken? “Stel je houdt een ondergrens aan van vijf tot tien duizend bezoekers en zo’n film levert 80.000 euro op. Na filmhuur blijft niet zoveel over om je kosten te dekken. Daarna moeten er werkuren gemaakt worden en wordt er een campagne uitgerold. Dat kan niet voor dat soort bedragen”, legt Andre-Marc van der Wulp van Universal Pictures International uit.
Of het nu acht- of tachtig duizend euro is die je als distributeur tegen de release van een film aangooit, het gaat ook om een film in de markt zetten. Maar bij wie ligt die verantwoordelijkheid? “Het heeft veel te maken met tijd en aandacht. Dus je moet ruimte in personele bezetting vrijmaken als distributeur, of je zegt als producent “het is mijn film en ik steek er extra tijd en aandacht in”. Kijk naar speciale doelgroepen, events, alles dat een film bijzonder maakt.” Frank Peijnenburg van het Filmfonds denkt dat er bovendien een groot verschil zit tussen de major distributeurs die zich richten op het commercieel uitbrengen van een film en artistieke distributeurs die zich - net als het Filmfonds - hard maken voor kleine films. “Die insteek is anders, wij kapitaliseren het aandeel van de kijkers. Zij zitten in de euro’s, marketing, verdienmodellen. Dat is ook de focus van Pathé. Onze focus is: hoe krijgen we zoveel mogelijk publiek naar voornamelijk arthouse en documentaire?”
Een commercieel oogpunt heerst ook bij Ron Sterk, directeur van JT Bioscopen. Toch is hij optimistisch over meer films uitbrengen in de theaters en dan voornamelijk over de artistieke film. “Doordat er meer films uitkomen, liggen hier juist de kansen voor kleinere films om vertoond te worden. Dus er mogen ook meer films uitkomen, ik kijk positief naar die ontwikkeling. Maar er moet kritisch naar het aanbod worden gekeken vanuit de distributeurs.”
De experts lijken het dus over een aantal dingen met elkaar eens te zijn. Er zijn te weinig doeken en een te hoge druk op de zalen om meer films uit te brengen in de filmtheaters. Het is voor een distributeur vaak niet waard om een titel uit te brengen omdat de startkosten hoog zijn. Er moet eerder gekeken worden naar de kleinere films en hoe die in de markt kunnen worden gezet. Bovendien moeten distributeurs kritischer zijn over wat ze uitbrengen in plaats van alles proberen weg te zetten en “gaten op te vullen met andere gaten”.
Kwaliteit versus kwantiteit
Je zou dus kunnen pleiten voor een kwalitatief verschil in films ten opzichte van een kwantitatief verschil. Als je tijdens daluren overdag of op doordeweekse avonden een andere programmering zou aanhouden. "Ik betwijfel of dit aan de variatie in het aanbod ligt of dat mensen gewoon niet naar de film gaan op dat soort momenten", mijmert Michael. Teruggrijpend op het onderzoek van Stichting Filmonderzoek, waaruit voort kwam dat mensen die overdag naar een filmtheater gaan, dat vooral doen omdat ze iets willen leren of zich willen ontwikkelen: Misschien zou de variatie in het aanbod overdag dan vooral moeten zitten in documentaires en arthouse, in plaats van entertainment.
Als het gaat om een groter aanbod van films, is er weinig behoefte aan vanuit de consument. Daarnaast is er weinig vertrouwen vanuit de distributeurs en overige experts uit de filmwereld. Aan wie is het dan om een kritische blik te werpen op een hoger kwalitatief aanbod? De poortwachters van programmering bij Pathé zijn een goed startpunt. Toch moet je niet het doel van de content waar we het over hebben uit het oog verliezen. Door het klassieke distributiemodel naast de innovaties van de laatste jaren te leggen, krijg je een duidelijker beeld van hoe het medium film de kijker bereikt.
We gaan nog een keer terug in de tijd, om vervolgens in vogelvlucht door het heden en de toekomst van distributie. Maar eerst...
Proudly powered by Weebly